Sabbatketting bij de Sassenpoorterbrug
Op de 4e van de oogstmaand (augustus) 1942 verzoekt waarnemend bancommandant Cornelissen van de WA (Weer-Afdeling) van de Zwolse NSB de burgemeester om de ‘jodenketting’ aan het hek bij de Sassenpoorterbrug zo spoedig mogelijk te verwijderen. Klaarblijkelijk had het gemeentebestuur behoefte aan wat achtergrondinformatie, want in het dossier bevindt zich een ongedateerde notitie waarin gemeentearchivaris J. Geesink de functie van deze zogeheten jodenketting toelicht. Hij beschrijft eerst dat Joden zich op de sabbat slechts binnen een beperkt gebied met goederen mogen bewegen en vervolgt dan: “Ten einde het gebied waarbinnen zij zich alsdan mochten bewegen te begrenzen, werden aan de toegangswegen of bruggen, hetzij door paaltjes of kettingen z.g. denkbeeldige afscheidingen aangebracht en werden in verschillende grootere plaatsen o.a. in Amsterdam en Den Haag straatkettingen om paaltjes gewonden aangebracht, die desgewenscht over de straten of voor de bruggen gespannen konden worden, tot begrenzing van de bebouwde kom, dit alles uitsluitend ter wille van de Joodsche inwoners in verband met voorschriften betreffende hun Sabbath. En werd op verzoek van de Joodsche gemeente hier te Zwolle, toen in 1908/09 de Nieuwe Sassenpoorterbrug werd opengesteld, aan de zijde der stad in de hoek bij het hek dienende tot afscheiding van den tuin van het perceel thans bewoond door den heer Tjeenk Willink, een dergelijke ketting aangebracht, deze ketting is tot op heden daar nog aanwezig.”
Hoe de sabbatketting bij de Sassenpoorterbrug eruit heeft gezien, is niet bekend. Mogelijk was de ketting bevestigd aan een paal, de sabbatpaal. Een voorbeeld is wellicht de sabbatpaal met ketting die omstreeks 1932 in Den Haag stond op de hoek van de Paulus Potterstraat en de Hoefkade. Geesink meldt dat de sabbatketting bij de nieuwe Sassenpoorterbrug was aangebracht bij het tuinhek van de heer Tjeenk Willink. Volgens het Zwolse adresboek woonden er omstreeks 1940 drie families met de naam Tjeenk Willink aan het Van Nahuysplein en wel op de nummers twee, drie en negen. Op de stadsplattegrond uit 1915 is te zien dat er een afscheiding liep van de hoekhuizen aan het Van Nahuysplein naar de stadsgracht. Achter die afscheiding lagen de tuinen van de nummers twee en drie. Deze afscheiding – mogelijk het bedoelde hek – komt ook voor op de plattegrond van 1937. Het meest waarschijnlijk is dat de ketting aan rechterkant van de brug – vanuit de stad gezien – vastgemaakt kon worden.
In Nederland zijn de meeste sabbatpalen in de Tweede Wereldoorlog gesloopt. Dat zal ook in Zwolle gebeurd zijn. Het hek en de ketting of sabbatpaal zijn er niet meer. Een formeel besluit of antwoord van het gemeentebestuur op de brief van de NSB is evenwel niet gevonden.
Eroev als ruimte voor de sabbat
De sjabbat of sabbat is een belangrijke dag binnen het Jodendom, zo niet de belangrijkste. Het is een feestdag. De dag dient gevierd, maar dan wel volgens bepaalde geboden of voorschriften die geënt zijn op teksten uit de Thora, te vinden in de boeken Genesis (2:2-3), Exodus (16:29) en Jeremia (17:19-22). Deze teksten zijn verder doordacht en uitgewerkt in de Talmoed en andere rabbijnse wetsopvattingen. Belangrijke richtlijnen voor de sabbat zijn het houden van de sabbatsrust, bidden, Joods leren en samenzijn met het gezin en de Joodse gemeenschap.
Op sabbat mag niet gewerkt worden en er mogen alleen binnenshuis goederen vervoerd worden. Buitenshuis mag er dus niet worden ‘gedragen’. De sabbatsrust kent een draaggebied dat bepaald en begrensd wordt door de muren van het huis. Door het koppelen van privédomeinen kan van een openbaar gebied feitelijk één groot privédomein – een eroev (Hebreeuws: עירוב) – worden gemaakt. Het woord eroev is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord arav (ערב) dat vermengen betekent. Een eroev (een vermenging) vermengt wat eigenlijk verboden is (bijvoorbeeld niet-dragen) met wat toch toegelaten wordt (wel-dragen). Wel-dragen is mogelijk gemaakt zonder het gebod (niet-dragen) te overtreden. De sabbatsgrens wordt eroev genoemd. Enigszins verwarrend soms ook wel aangeduid als ketting. Om misverstanden te voorkomen: het moge duidelijk zijn dat een eroev alleen door Joden gekend wordt en alleen voor Joden geldt.
Eroev als fysieke begrenzing
Voorwaarde is dat de eroev bestaat uit een door mensenhand tot stand gekomen fysieke en volledig te sluiten begrenzing. Lang niet altijd grenzen de muren van huizen of tuinen in Joods bezit aan elkaar. Dan is vorming van één, fysiek aaneengesloten domein onmogelijk. De binnenhuisregel werd echter al tijdens de middeleeuwen dragelijk gemaakt door de stadsmuren te zien als de woongrens. Binnen de stadsmuren mochten wel goederen vervoerd, onder verwijzing naar Jeremia 17:21-22. Zo worden de stadsmuren de muren van het huis, binnen deze muren mag nu gedragen worden, daar ontstaat een draaggebied. In ommuurde steden was het vastleggen van het draaggebied dus een eenvoudige zaak.
In plaatsen zonder stadsmuur of daar waar de stadsmuren waren geslecht, moesten de sabbatsgrenzen op een andere manier worden aangegeven. Zo konden ook grachten en singels, mits door mensenhand gegraven, als begrenzing fungeren. Den Haag bijvoorbeeld had geen stadsmuur, maar was sinds het eerste kwart van de 17e eeuw wel omgeven door singels. Toen de Sefardische Joden zich in Den Haag vestigden, was het de vraag of deze singels wel als grens voor het draaggebied mochten worden beschouwd. De ketting werd immers doorbroken door twee vaste bruggen en daar kon de eroev niet worden gesloten. Op advies van de Sefardische opperrabbijnen in Amsterdam verzochten de Haagse sefardim het stadsbestuur de twee vaste bruggen te mogen vervangen door ophaalbruggen. Op eigen kosten welteverstaan! De magistraat stemde toe en aldus ontstond de – symbolische – mogelijkheid de eroev te sluiten. Bij watergrenzen ontstaat in strenge winters overigens wel een probleem als het water bevriest. Dan ligt de eroev open, is de ketting gebroken en is er geen draaggebied meer.
Vernieuwing van de eroev in Amsterdam
Rabbijn Eliëzer Wolff, voorzitter van het rabbinale hof in Amsterdam, legt uit hoe bij het vernieuwen van de eroev in Amsterdam in 2008 aan de vereisten is voldaan. “Om van straten en hofjes zo’n privéruimte te maken, moeten er drie dingen gebeuren. Allereerst moet er een huurtransactie gesloten worden met degene die zeggenschap heeft over het gebied. In Nederlandse gemeenten is dat de burgemeester, omdat hij degene is die over het binnengaan van de huizen kan beslissen, bijvoorbeeld bij calamiteiten. Ten tweede moet er een gemeenschappelijke keuken zijn, die je kunt creëren door op een centrale plek pakken matses te bewaren. …..En ten slotte moet het gebied afgebakend worden. Dat kan gebeuren door een stenen muur – zoals vroeger het geval was met een stadsmuur, maar dat hoeft niet per se. Als het maar door mensenhanden is gemaakt om de bevolking te beschermen. De oever van het water kun je ook zo beschouwen, en daarbij is het water zelf eveneens een barrière. Verder kun je muren maken door palen neer te zetten, waartussen je draden spant. Of kasten waarin touwen zitten om de weg te overspannen. Als je afspreekt dat dát de muur is, dan ís dat de muur.”
De eroev kent dus een duidelijke, gesloten begrenzing die door de rabbijnen voor de sabbat gecontroleerd wordt. Ontbreken stadsmuren of grachten, dan moet op een andere wijze de grens worden aangegeven, bijvoorbeeld door kettingen of draden, die bij wegen en vaste bruggen aan paaltjes (sabbatpalen) worden bevestigd. Zo ontstond de symbolische jodenketting die in werkelijkheid nooit werd uitgerold, maar wel uitgerold kon worden. Bij de nieuwe eroev in Amsterdam – momenteel de enige werkzame eroev in Nederland – zijn hiervoor aparte afsluitbare kastjes ontworpen, waarin zich de opgerolde kettingen bevinden.
De Zwolse eroev
Sinds het slechten van de Zwolse bolwerken kon de stadsgracht gezien worden als grens van de eroev. Zwolle kende tot 1908 alleen beweegbare bruggen over de stadsgracht. Het gegeven dat de brug open kon, was voldoende om de eroev symbolisch te sluiten. Toen de gemeenteraad rond 1900 besliste dat de Sassenpoorterbrug een vaste brug moest worden, was daarmee voor de Joodse gemeenschap duidelijk dat de eroev bij de Sassenpoort doorbroken zou worden. Daarom vroeg opperrabbijn Samuel Hirsch de burgemeester om toestemming bij de nieuwe vaste brug een rituele ketting te mogen aanbrengen om de eroev opnieuw te kunnen sluiten. Op 8 mei 1908 kreeg Hirsch daarvoor formeel toestemming van Burgemeester en Wethouders op voorwaarde dat een en ander werd afgestemd met de gemeentearchitect en dat de Joodse gemeente de kosten zou dragen. Dit (mondelinge) verzoek van de opperrabbijn maakt duidelijk dat Zwolle al vóór 1908 een eroev kende, waarvan de begrenzing gevormd werd door de stadsgracht: het water als muur. Onbekend is wanneer deze eroev door de Joodse gemeente is ingesteld.
Verantwoording
Bronnen en literatuur:
Collectie Overijssel (voorheen HCO), Archief 0701, Gemeentebestuur Zwolle, inv.nr. 1943, Archief 0702, Gemeentesecretarie Zwolle, inv.nr 3009.
De bijbeltekst is ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2004.
De uiteenzetting van rabbijn Wolff is ontleend aan:
https://enhetwaterwaseenmuur.nl/interview-rabbijn_eli%C3%ABzer_wolff.html
M.M. Bakker, ‘Het gebruik van sabbatspalen en jodenkettingen’, in: Tijdschrift Bruggen, 2010, nr. 4, p. 28.
I.B. van Creveld, Haagse Rabbijnen. Drie eeuwen geestelijke leiding (Walburg Pers, Zutphen 1995).
www.joodsamsterdam.nl/eroev
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eroev
Tekst:
Gerrit Schaafsma
Laatst bijgewerkt:
Maart 2022