Eduard Adelaar (1873-1943) en Klara Adelaar-van Huiden (1875-1943)
Eduard Adelaar is geboren in Gorinchem op 8 maart 1873. Zijn ouders zijn Salomon Adelaar (1822-1886) en Sara van Lier (1838-1899). Eduard is de vierde van zes kinderen. Klara van Huiden is geboren in Oude Pekela op 26 juni 1875. Zij is een dochter van Emanuel van Huiden (1829-1894) en Ester Adelaar (1837-1926). Klara heeft acht broers en zussen, zij is het zevende kind in het gezin. De vader van Klara is marskramer en leerlooier. Eduards vader is koopman. Eduard en Klara zijn volle neef en nicht van elkaar.
Eduard en Klara trouwen in Amsterdam op 27 december 1907. Hun zoon Siegfried Emil Adelaar (Sieg) wordt geboren in 1909 in Amsterdam. Het echtpaar is overleden in Zwolle op 8 april 1943.
Vanuit Amsterdam verhuist het paar eerst naar Hengelo. Daarna, in 1910, vestigen zij zich in Zwolle. Eduards broer Maurits gaat hen vooraf, hij woont vanaf 1907 in Zwolle. Ook vestigen Klara’s broer Eduard (Van Huiden, Eduard) en drie van haar zussen zich in Zwolle. Eduard en Klara wonen tot hun overlijden in de Soendastraat 14. Eduard is winkelier en handelsreiziger.
Op de vele anti-Joodse maatregelen sinds 1940 volgen vanaf het najaar van 1942 de deportaties naar concentratie- en vernietigingskampen. De eerste grote deportatie van Joden uit Zwolle vindt plaats in oktober 1942. De tweede volgt in november, de derde in april 1943. Op 6 of 7 april 1943 krijgen ook Eduard en Klara de gevreesde oproep om naar Westerbork of Vught te vertrekken. Op 10 april moet heel Overijssel Judenrein zijn.
Ze Willen niet onderduiken
Eduard en Klara zoeken geen onderduikplaats. Volgens Freddy van Huiden zou haar tante Klara ten tijde van de oproep weten dat zij ongeneeslijk ziek is. Het echtpaar zou met hun huisarts Abraham Marcus (Bram) hebben overlegd wat te doen. Zij zouden tot de conclusie zijn gekomen dat Klara vanwege haar ziekte een onderduik waarschijnlijk niet kon overleven, waarna het paar zou hebben besloten om samen uit het leven te stappen. Op 8 april 1943 sluiten zij ramen en deuren en draaien het gaskraantje van het keukenfornuis open. ’s Avonds worden hun lichamen door de politie gevonden.
Vier dagen later worden ze begraven op de Joodse begraafplaats in Zwolle. Het is niet duidelijk wie heeft zorg gedragen voor de begrafenis. Het is onwaarschijnlijk dat de laatste Joden, die in Zwolle gedwongen in onderduik zijn, dit alsnog hebben gewaagd. Degenen die hiervoor hebben zorggedragen, wisten mogelijk niet dat Joden die zelfmoord plegen in de regel niet binnen de muren van een Joodse begraafplaats begraven mogen worden. Mogelijk is voor Eduard en Klara een uitzondering gemaakt. Evenmin is met zekerheid bekend wie de grafstenen hebben geregeld. Wellicht dat na de oorlog de Joodse gemeente dit voor haar rekening heeft genomen.
Hun zoon Sieg en schoondochter Alida Groenman zijn vermoord in Auschtwitz. Hun twee kleindochters Dorothea Clara (Doortje) en Clara Catharina (Klaartje) overleefden de oorlog en emigreerden naar Israël. Doortje en Klaartje onthulden op 13 september 2015 Stolpersteine voor hun opa en oma voor de Soendastraat 14.
VERANTWOORDING
Bronnen:
Freddy van Huiden
Stichting Judaica Zwolle
Stichting Zwolse Stolpersteine
Tekst:
Mirjam Kan zl
Laatst bijgewerkt:
Max Kan, 28 mei 2021